Alles staat stil onder een hemel van Delfts blauw
en de zon verft de graven oker.
En als ik bidden kon, vroeg ik om herfst hier,
waar jij slaapt, heel het jaar,
want daar hield jij van.
Sluimer zacht, ik blijf nog even, want het is
hier zo mooi, en ik wil wat praten.
En ik hoor nog jouw stem, lang voor wij
afscheid namen, en hoe jij zei:
alles gaat voorbij.
Laat de zondvloed maar komen,
laat het regenen in stromen
voor altijd, voor altijd.
Laat de regen maar komen.
Ik heb jou in mijn dromen,
voor altijd, voor altijd.
Laat de regen maar komen,
laat het gieten in stromen.
Voor altijd, voor altijd.
Alles staat stil. Iets is gebroken,
en ik moet nu naar huis,
want de poorten sluiten.
En jij lijkt zo dichtbij.
Thuis wacht er niemand meer op mij,
en de zon verft de graven rood.
Laat de regen maar komen.
Laat het gieten in stromen,
voor altijd, voor altijd.
Laat de zondvloed maar komen.
Ik heb jou in mijn dromen voor altijd,
voor altijd.
Alles wordt stil. |